Pater Willy Burm is missionaris in
Zo trokken de Witte Paters zich
terug uit de parochie van Bulsa, en Willy Burm met hén - om plaats te maken voor de eigen Afrikaanse
Clerus, en werd Willy in Dori benoemd, in het Noorden
van het land. Maar
laten we hem zelf aan het woord:
PATER WILLY BURM TE DORI
“DORI heeft en speciale aantrekkingskracht. Ik verblijf al vier en veertig jaar in Burkina Faso, maar was nog nooit in Dori geweest, terwijl bijna al mijn buitenlandse bezoekers er wèl geweest waren. Bijna iedereen wilde naar Dori, de poort van de woestijn, gaan. En heb ik hen steeds een auto met chauffeur ter beschikking gesteld om er naar toe tetrekken. Maar zelf was ik er nooit geweest, totdat ik er in 2006 benoemd werd. Op dat moment heeft bijna iedereen me gevraagd: “maar wat heb jij gedaan dat je in Dori benoemd bent?”
Dori was namelijk vooral bekend omdat het een soort verbanningsoord geworden was. Eerst voor politieke gevangenen, maar
verder ook voor veel functionarissen, die men weg wilde werken, omdat ze “vaak”
een beetje te lastig waren voor de een of andere regeringsleider.
Ik heb er nu enkele maanden doorgebracht en weet al, dat er verschillende
functionarissen zijn, die zo gauw mogelijk proberen om weer weg te gaan, maar
natuurlijk kan dit niet zó maar, wanneer men er pas benoemd is. Meestal, zoals
ook elders, moet men er minstens drie jaar
doorgebracht hebben.
DE “VENNEN” VAN DORI
Dori is een stad met duizenden “mares”
(ondiepe waterplassen). Ik zag rond Dori - want ik kwam er in de regentijd - grote vlakten
met gras: het leek wel Nederland met al die groene weiden. Maar dat gras stond
nu juist op die ondiepe watervlakten. Een heel enkele keer zag men alleen wat
water, omdat het er iets dieper was, en het gras zodoende niet boven het water
uit kon komen, maar dat was heel zeldzaam.
Op die vlakten zag je dan ook vaak veel koeien, schapen, en geiten. Het
gras schijnt zeer voedzaam te zijn voor de dieren, ook als het verdroogt; immers
na de regentijd blijft er niet lang water meer in de “mares” staan. In de droge tijd gaan dieren dan vaak
dood vanwege het gebrek aan water, maar niet door gebrek aan voedsel.
Ook zie je ze “grazen” op zandvlakten waar je eigenlijk geen gras meer ziet
staan, zodat je jezelf afvraagt: “maar wat eten die dieren toch buiten die
enkele grassprieten?” Welnu, veel stenen, zoals ook op de asfaltwegen, waar kleine
steentjes gebruikt worden als deklaag, schijnen zout te bevatten, wat de dieren
dan “grazen” of beter gezegd “likken”.
De bevolking is over het algemeen betrekkelijk “rijk”, juist vanwege de veeteelt:
koeien, schapen en geiten. Maar ze zijn “arm”, omdat men geen koe zal slachten
of verkopen om bijvoorbeeld medicijnen te kopen voor vrouw of kinderen. Het
ziekenhuis is dan ook “onderbevolkt” in Dori.
De plaatselijke bevolking is voor bijna 100% moslim, en toch is Dori een stad met zeer
veel varkens, en dat is verboden
vlees volgens de Islamgewoonte! Maar dit probleem wordt dan omzeild: de “Porc au four” (geroosterd varkensvlees) dat
de slager verkoopt, heet hier dan “mouton au four”
(geroosterd schapenvlees) en dan is het voor
de moslim geen probleem om varkensvlees te kunnen eten..!
Dori is een stad: men zegt dat er misschien wel 20.000 (twintig duizend) mensen
wonen. In elk geval kan men zeggen, dat er heel wat scholen zijn; er is een douanepost,
en een politiebureau, een ziekenhuis met personeel; leraren voor het College,
onderwijzers voor de lagere scholen, veeartsen enzovoorts. Al deze mensen komen
van elders, en velen van hen zijn ook katholiek.
Zo hebben wij dus alleen maar “functionarissen” als “gelovigen” in onze
parochie; en zodoende zijn er iedere zondag wel tussen de 3 à 4 honderd mensen
in de kerk aanwezig. Er is dus heel wat werk te verzetten om al deze mensen op
te vangen.
Natuurlijk heb je dan óók de vrouwen van al die functionarissen, die ook in
de kerk komen, met hun kinderen. Veel van deze vrouwen hebben zelf geen “baan”.
De mannen echter wèl, maar zoals we weten zijn het niet altijd de beste
kerkgangers. En zó komen we dan tot de conclusie dat er toch heel wat mensen in
de stad Dori wonen.
Dori, als parochie bestaat 45 jaar en is opgericht in 1961. Jammer genoeg
hebben we nog geen enkele catechumeen of doopleerling van de plaatselijke
bevolking. Deze bestaat uit de zgn. “Peulen”, oftewel bekend onder de naam “Fulani”, die eigenlijk allemaal moslim zijn. Het voornaamste
werk van de Parochie is dus het apostolaat voor de functionarissen te organiseren,
evenals voor hun familie.
Zodoende hebben we toch nog ongeveer 150 catechumenen, kinderen, vrouwen en
mannen, die voor de catechese naar de kerk komen. Ik zelf geef les aan degenen,
die alleen maar MOORE spreken, en had tot nu toe slechts 7 catechumenen, die
zich dan voorberteiden om op het eind van het jaar het doopsel en het vormsel
te ontvangen.
In Dori zelf hebben we geen enkele officiële catechist,
maar het zijn allemaal vrijwilligers die het parochie- en catechese-werk doen; vaak
vrouwen van functionarissen, maar ook hun mannen zelf. De meeste catechese groepen,
en de schoolkinderen, worden allemaal in het Frans onderwezen. Je kunt eigenlijk
zeggen, dat alles in het Frans gedaan wordt: de Eucharistievieringen, de
homilie, en ook de catechese.
Waar nodig wordt alles wel vertaald door iemand die de plaatselijke taal
kent, wat een onderwijzer, of verpleegster kan zijn.
Wij hebben echter wèl zes officiële catechisten in de bijstaties, die
allemaal op meer dan 60 kilometer van Dori verwijderd
liggen. Ook daar wordt alles in het Frans gedaan door ons, en werk je met een tolk, die alles
dan weer vertaalt. Dat kan de catechist zijn, ofwel een van de gelovigen. In de
bijstaties heb je echter veel minder “gelovigen”, want daar zijn de functionarissen
minder talrijk.
We hebben veel contact met studenten, die bij ons op de
missie komen studeren. Een bibliotheek staat hier tot hun beschikking; en er is en ook elektrisch licht in de studie-vertrekken. Voor veel
families is elektrisch licht te duur om aan te schaffen…Deze jongens en meisjes
zeggen dikwijls, dat ze wel graag bij ons zouden willen komen voor de
catechese. Maar ze kunnen of mogen dat niet vanwege hun familie: iedereen hier is
nu eenmaal “moslim” en daar mag je niet van af wijken. De onderlinge
verhoudingen zijn echter heel goed met elkaar.
GEVANGENIS
Ik ben aalmoezenier van de gevangenis: er zitten 83 gevangenen, en drie er
van zijn catechumeen, d.w.z. geen moslim. Ik ga er dikwijls catechese geven,
maar de meeste gevangenen zitten er ook bij en luisteren mee. Ze hebben toch
niet veel te doen.We proberen ze te helpen om iets te kunnen doen, zodat ze wat
kunnen verdienen: kleren wassen, een groentetuintje onderhouden, schapen of
geiten opfokken.
We worden hierbij ook een beetje geholpen door “prisoniers sans frontières”, een Franse hulp-organisatie. Ik
spreek daar alleen maar Frans of Moore, maar die taal wordt daar practisch niet
gesproken. (de mossie-taal ken ik goed,
omdat ik dit 44 jaar lang gesproken heb in de andere parochies, waar ik gewerkt
heb.) Indien nodig wordt alles vertaald door een tolk.
DORI IS EEN BISDOM GEWORDEN IN 2005
In Dori hebben we geen gebrek aan priesters. Dit
gebied is trouwens een voorrangsproject van de Missionarissen van Afrika.
De Pastoor is een Congolees, Jean Bipendo Useni (36 jaar, priester gewijd in 2001)
Dan hebben we een
Italiaan: Gabriele Pirazzo
(65 jaar)
En nog een Congolees, Juvénal Sibomana,
35 jaar, en priester gewijd in 2004.
De enige Nederlander ben ikzelf: Willy Burm, 70 jaar.
Verder nog een Poolse Stagiaire Marcin. De jonge priesters en de stagiaire
leren allemaal de taal van de plaatselijke bevolking.
De missie verleent ook onderdak aan de Bisschop van Dori
zelf, Mgr. Joachim Ouedraogo, 44 jaar; en de Econoom van het bisdom, Abbé Bertrand
Sawadogo, priester gewijd in 2003, als ik me niet vergis. Deze twee laatsten zitten
noodgedwongen bij ons, omdat we nog geen “bisschopshuis” hebben kunnen bouwen.
De gebouwen van de parochie van Dori zijn in
tweeën gedeeld door een openbare zandweg van 25 meter breed die dwars door het terrein van de Missie heen
loopt. Dit is een van de doorgangs-wegen van de stad. Aan één kant woont de bisschop en drie van
onze confraters. Daar staan ook onze bureaux. Aan de andere kant staat de kerk, de
eetzaal, en daar wonen dan
de andere confraters.
Als we na het middageten terug gaan naar onze kamers en de weg over moeten
steken hebben we altijd wel de gelegenheid om een paar mensen te begroeten, die
langs komen. Natuurlijk moet je ook goed uitkijken voor het
verkeer, dat minder frequent is als in Nederland; maar daarom is het altijd
beter om goed uit te kijken, want vooral de motorfietsen rijden heel vlug, en hebben
soms moeilijkheden vanwege het vele zand.
En dit zijn dan zo ongeveer mijn eerste indrukken van DORI, waar ik nu een
tweetal maanden verblijf, en waar ik nog lang hoop te mogen werken.”
Met vele groeten van Willy Burm
Webmaster-NL |